Ze deden net alsof Clarence er weer toe deed
Bron:
Voetbal International
Vorige week verbleef ik drie dagen in Londen. Dat ga ik meer doen als Nederland een groot toernooi speelt. Drie minuten op vreemde bodem en je schudt die opgelegde gekte als een deken van je af. Nergens meer oranje.
Er zit slechts een paar honderd kilometer tussen, maar in Engeland interesseert het niemand ene moer wat het Nederlands elftal allemaal doet. Niemand hier ziet Nederland als een van de kanshebbers. Het is een verademing, even geen oranje hebbedingetjes krijgen bij je boodschappen. Ik zag mijn verblijf in Londen als een vlucht.
De laatste weken reageerde ik steeds grimmiger op de oranjegekte om mij heen. Bij de kassa in Albert Heijn ging het mis. Ik rekende mijn boodschappen af en kreeg de vraag of ik een Beesie wilde. Nee, ik had al een beesie thuis. Een naakte poedel. Als je ze te veel eten geeft, krijgen ze overal haar.
Ik legde het kassameisje uit dat mijn poedel thuis Natasja heette. Dat mocht ik graag doen, een mannenhond opzadelen met een vrouwennaam. Ik had ooit een pittbull gehad met de naam Rosalie. En dan maar uitlachen.
Dat zou voor Wesley Sneijder ook wel wat zijn. Verplicht een jaar lang moeten voetballen onder de naam Wendy. Dat zou hem leren, met zijn lul-ideetjes over romantiek. Ik had nog een appeltje te schillen met meneer, die mijn bindend advies om Yolanthe ver van Zuid-Afrika te te houden, keihard had genegeerd.
Een dag na het verschijnen van mijn column had Yolanthe zich al in Zuid-Afrika gemeld, met een nagloeiende tatoeage op haar kont. Waarschijnlijk een ankertje met de naam van haar huidige geliefde er doorheen. Yolanthe is nu door haar billen heen, maar desnoods laat ze er nog zes operatief bij naaien om daar de namen van haar toekomstige miljonairs in de kunnen etsen. Zo een gesprek was het, daar bij de kassa. En nee, ik hoefde dus geen beesie, wat dat dan ook was.
Ze liet hem even zien. Een wurm met twee ogen. Thuis zag ik de reclame van Albert Heijn voor het Beesie. Robin van Persie, die met een boodschappenkarretje door een pad vol uitzinnige Beesies draaft. Het leek verdacht veel op wat ik om mij heen zag. Geslachtsloze heldenverering van mensen met het verstand van een oorwurm.
Van Persie zal het met me eens zijn. Nog niet eens zo heel lang geleden stonden we met zijn allen klaar om met een oranje hobbymesje zijn lid er af te snijden, omdat hij een van onze blonde vrouwen onteerd zou hebben. Schuimbekkend vielen we op hem aan.
We spreken schande van Peru, waar ze onze Joran zo middeleeuws behandelen, maar dit zat er niet ver vanaf. Een volksgericht. Tot bleek dat het toch even anders lag en we net zo makkelijk weer van Robin hielden. Oranjesupporters zijn net goudvissen. Een geheugen van twee seconden, behalve voor wedstrijdmomenten van 34 jaar geleden, waar ze eindeloos over blijven zeuren.
In Londen naar het WK kijken was een verademing. Net als in Nederland interesseren zij zich alleen voor het nationale team. Alle wedstrijden werden uitgezonden, maar er keek bijna niemand. Een hele kroeg vol Engelsen zag ik met hun rug naar de televisie staan, toen Duitsland wonderschoon over Australië heen denderde. Ze geloofden het wel.
Wat me het beste beviel is in Engeland zelf naar de televisie kijken. Midden in een wijk vol Engelsen kijken hoe ze veel te zelfverzekerd de bal rondspelen. Glimlachend het domme gejuich uit duizenden huizen horen toen Engeland scoorde tegen de Verenigde Staten en een half uur later lekker de balkondeuren wijd openzetten toen die gelijk maakten na een legendarische blunder van Robert Green, de doelman van Engeland.
Die adembenemende stilte in de wijk. Je wist: ze zitten nu allemaal ademloos naar de zeventiende herhaling te kijken van dat gegrabbel. Gerard Joling in een schaatspak met vaseline aan zijn handen zou het beter hebben gedaan.
Ik zag ertegenop om weer terug te reizen naar Nederland. Het beviel me goed, Londen. Geen Nederlands commentaar. Geen voor-en nabeschouwingen. Geen reclameblokken van dertien minuten in de rust. Gewoon vier keurige mannetjes die rustig uitleggen wat ze ervan vonden.
Eindelijk eens niet dat rusteloze gekloot met een beeldscherm, om live een gele cirkel om een verdediger te toveren. Een mislukt idee, om de commentatoren zelf de analysemachine te laten bedienen. Analytici moeten gewoon in schitterende pakken onderuit hangen en hun commentaar geven.
Dat hebben ze in Engeland goed begrepen. Vorige week zag ik Edgar Davids en Clarence Seedorf aanschuiven om deskundig commentaar te geven. In beide gevallen pakte dat hilarisch uit. Edgar Davids was gelukkig gewoon weer de Edgar Davids zoals ik hem kende.
Ik las de laatste weken alarmerende berichten dat hij heel beleefd mensen te woord stond, dat hij vrijwilligerswerk deed en vrede had gesloten met Guus Hiddink. Dat wil je niet weten, als het om Edgar gaat. Die hoort deuren in elkaar te trappen als de deksel niet van een pot appelmoes af gaat. Edgar, die leest een boek van Schopenhauer tijdens een wedstrijd van het Nederland elftal.
Die Edgar was weer helemaal terug. Hij duldde geen tegenspraak. Het was ouderwetse Edgar-televisie. Stronteigenwijs en vol minachting naar de mannetjes naast hem, onder wie Kevin Keegan. Die probeerde nog wel laf wat te reageren op de dictaten van Davids, maar tevergeefs.
'As I said before, sorry, this was juist poor defending.' En ze hielden allemaal hun mond. Davids droeg trouwens, ook gewoon met zijn normale mensenkleding aan, een Oost-Siberische veiligheidsbril. Kan iemand van VI uitzoeken hoe dat zit?
Clarence was misschien nog mooier om naar te kijken. Daar zat hij, de beste speler van de wereld, tussen drie oude mannetjes. De Engelsen waren beleefd. Ze vroegen hem niet waarom hij geen korte broek aanhad. Moest hij, als grote speler, niet in Zuid-Afrika zijn? Ze waren heel lief voor Clarence. Ze deden net alsof hij er nog toe deed. Clarence zelf ook. Mooie televisie.
Toen ik deze column schreef, keek ik in een doodstille wijk naar Nederland-Denemarken. Edgar Davids was weer te gast. Alles was goed en moest eeuwig zo blijven.
Nico Dijkshoorn